Bij een voorkeurshouding draait de baby meer dan 75 % van de tijd het hoofdje dezelfde kant op. De baby verkiest in de meeste gevallen de rechterkant. Een voorkeurshouding komt iets vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Een voorkeurshouding is niet uitzonderlijk. Zo wordt aangenomen dat 85 % van de baby’s tijdens de zwangerschap een voorkeursligging heeft. Tot 1 op 5 van de baby’s ontwikkelt na de geboorte een voorkeursligging.
Wat is de oorzaak van een voorkeurshouding?
De exacte oorzaak van een voorkeursligging is moeilijk te bepalen. We merken dat een voorkeursligging sterk is gelinkt aan een bevallingstrauma of een vroegtijdige indaling van het hoofdje tijdens de zwangerschap. Baby’s die in stuitligging zijn geboren of te vroeg zijn geboren, zijn vatbaarder voor een voorkeurshouding.
Soms is de voorkeursligging het gevolg van een aangeboren aandoening, zoals torticollis of scheefhals. In dat geval beweegt het babyhoofdje door een verdikking in een nekspier altijd langs de ene zijde. Ook baby’s geboren met een kromming in de wervelkolom draaien zich het liefste langs dezelfde kant.
Wat zijn de gevolgen van een voorkeurshouding?
Omdat het kleine hoofdje door de voorkeursligging steeds op dezelfde kant ligt, kan het aan die zijde of de achterkant wat afgeplat geraken. Het babyschedeltje is immers nog week en dun en dus makkelijk te vervormen, met een licht asymmetrisch gevormd hoofdje tot gevolg. Een bezoek aan de osteopaat brengt soelaas.
Wat doet de osteopaat bij een voorkeurshouding?
De osteopaat kijkt tijdens de behandeling naar de beweeglijkheid van de schedelbotstukken en de beweeglijkheid van de wervelkolom. De osteopathische behandeling focust op blokkades in de schedel en de bovenste nekwervels die de voorkeursligging veroorzaken. Via zachte manuele technieken verhelpt de osteopaat de blokkades en herstelt de beweeglijkheid van de wervelkolom.